Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8182

Datum uitspraak2008-03-31
Datum gepubliceerd2008-03-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-000079-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu de raadsman van veroordeelde zich uitdrukkelijk op het standpunt stelt dat het belang van twee instanties zwaarder dient te wegen dan een tijdige tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, zal het hof aansluiting zoeken bij de beslissing die door dit hof op 26 februari 2008 (LJN: BC 5149) is genomen en zich onbevoegd verklaren.


Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem Parketnummer: 21-000079-07 Beslissing d.d.: 31 maart 2008 De meervoudige kamer voor strafzaken van het hof heeft te beoordelen de noodzaak tot voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders in de zaak tegen [Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1963, wonende te [woonplaats], thans uit anderen hoofde verblijvende [verblijfplaats]. Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder: • het arrest van het gerechtshof te Arnhem, van 25 mei 2007, waarbij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd, zulks met de overweging dat het hof zes maanden na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal beoordelen. Het hof heeft daarbij bepaald dat het openbaar ministerie het hof vóór dat tijdstip bericht als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zal doen toekomen; • het rapport periodieke evaluatie van de Unitdirecteur H. van der Meer van [verblijfplaats], gedateerd 6 december 2007, betreffende het verloop van de aan betrokkene opgelegde ISD-maatregel; • de aanvullende rapportage ten behoeve van de periodieke evaluatie van [getuige1], trajectcoördinator van [verblijfplaats], gedateerd 12 maart 2008. De behandeling ter terechtzitting Het hof heeft in openbare raadkamer van 17 maart 2008 gehoord de veroordeelde en diens raadsman, mr. B. Molenaar, advocaat te Barneveld en de advocaat-generaal. Tevens was ter zitting aanwezig mevrouw [getuige 1] van de [verblijfplaats]. De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat het hof, gelet op een eerder door dit hof op 26 februari 2008 gegeven beslissing, niet bevoegd is tot de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en dat de verdediging er uitdrukkelijk de voorkeur aangeeft dat het hof zich onbevoegd verklaart, opdat de mogelijkheid van een tweede instantie niet aan veroordeelde wordt onthouden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het hof bevoegd is tot de tussentijdse toetsing en dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden voortgezet. Overweging Het hof overweegt dat de tekst van de wettelijke regeling meer in het bijzonder artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht het hof er niet toe dwingt om zich in casu onbevoegd te verklaren. Echter, nu de raadsman van veroordeelde zich uitdrukkelijk op het standpunt stelt dat het belang van twee instanties zwaarder dient te wegen dan een tijdige tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, zal het hof aansluiting zoeken bij de beslissing die door dit hof op 26 februari 2008 (LJN: BC 5149) is genomen en zich onbevoegd verklaren. Beslissing Het hof: Verklaart zich onbevoegd tot tussentijdse toetsing van de aan veroordeelde opgelegde ISD-maatregel Verwijst de zaak daartoe naar de rechtbank Arnhem. Aldus gedaan door mr A.G. Coumans als voorzitter, mrs E.A.K.G. Ruys en A.E. Harteveld als raadsheren, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2008.